Even wachten
Ter afsluiting van de Kinderboekenweek kwamen er 27 kinderen naar de bibliotheek om fossielen te maken. Geen echte natuurlijk, ze drukten schelpen in de speelklei. Mijn collega’s breken zich er nu het hoofd over hoe ze dat moeten laten uitharden. Ik mocht, als zelfbenoemd fossielenkenner, iets vertellen over echte fossielen. Ik stond er een beetje schutterig bij, vond ik. Altijd als ik praat over iets wat raakt aan het grensvlak tussen de diepste persoonlijke beleving en het hoogst universeel kenbare overvalt mij zo’n verlegenheid. Ik heb het ook met poëzie, kunst, of in gesprekken over de dood. Wie ben ik dat ik iets kan zeggen over het leven dat al miljoenen jaren voor mij bestond? Bij de kinderen proefde ik een soortgelijk ontzag. Toen ik een versteende trilobiet liet rondgaan, vroeg een roodharige kleuter: ‘mevrouw, heeft deze echt geleefd?’ Ademloos betastten ze de ammonieten, de belemnieten en de fossiele zee-egels. ‘Weten jullie dat je ze in City gewoon in de tegels kunt vinden?’ besloot ik mijn praatje. ‘In de Jura-tijd was er een zee. Het zeeleven is versteend, uitgehakt en op City neergelegd als vloerbedekking. Kijk maar eens naar beneden als je weer over City loopt’. Voor mijn collega’s geldt het devies: Gewoon 350 miljoen jaar wachten. Dan is die klei wel hard.